Soms voel ik mij bang. Bang om het licht te zien. Niet dat ik denk dat ik het hoekje omga, maar gewoon bang voor het licht in mij. Want wat als ik echt zoveel licht omvang? Wat als ik echt zo een krachtig lichtwezen ben? Wat doet dat dan met mijn oude persoonlijkheden? Wat doet dat dan met al die ego-deeltjes? Waar gaan dan de eenzaamheid naartoe? Wat zegt dat over al die jaren van verdoven en vluchten? Bestaan al deze delen dan nog wel? Mogen ze er dan nog wel zijn? Gaan ze dan nog wel verder? Sterven ze echt? Of gaan ze door in een andere vorm?
Kun je je voorstellen hoe deze delen zich voelen?
Heel hun bestaansrecht en hun rol wordt dan in twijfel getrokken. En het zou zomaar zo kunnen zijn dat ze niet meer nodig zijn. En kun je je ook voorstellen dat IK niet bang ben, maar dat al deze delen zich dan bang voelen. Bang om te sterven. Bang om een andere vorm te krijgen. Een andere rol. Zo gewend aan oude patronen en conditioneringen dat het nieuwe voor hen doodseng kan zijn. Het minste wat je met deze delen kan doen is compassie voor ze hebben. Ze geruststellen. Ze bedanken voor alle waardevolle lessen die ze je hebben gegeven. Bedanken voor de tijd die je samen hebt doorgebracht.
Want eigenlijk… Eigenlijk willen al deze delen gewoon liefde. Ze willen gewoon gezien worden. Stiekem verlangen zij ook naar het licht. Maar er is een kans dat ze het licht al zo lang niet meer hebben gezien dat ze er bang voor zijn geworden. Dat ze zichzelf vast hebben gezet. Vastgezet in een kleine doos of in een kleine kamer. Volledig in controle over wat er allemaal in die kamer gebeurt. Super bang voor wat er buiten de kamer is, terwijl ze het niet weten. Ze durven geeneens te kijken wat er buiten de kamer is. Het idee om uit een veilige haven te moeten stappen betekent direct levensgevaar.
En vooral wanneer je dit leven, of een ander leven, het al een aantal keren hebt meegemaakt. Dat je uit je een veilige haven stapte, uit comfort, om expressie te geven aan wat je echt verlangde en dat dit vervolgens keihard werd afgestraft. Misschien mocht je het wel met de dood bekopen. Who knows.
Denk je dan echt dat die delen zo maar naar buiten lopen?
Dat ze de angst durven aan te kijken vanuit de huidige staat waarin ze zich nu bevinden? Ik denk het niet… Die blijven veilig zitten. Veilig tussen alle controle stukken, beperkingen en zelfopsluiting.
Dus wat dan te doen? Je zit er ook niet op te wachten dat die delen je leven blijven beïnvloeden. Ik in ieder geval niet. Daar komt bij kijken dat je ze ook niet wil wegstoppen of meer pijn doen, zodat ze nog meer trauma oplopen. Dus wat is dan het antwoord?
Eigenlijk is het vrij simpel. Wanneer je begrijpt hoe het werkt. Anders is het dood ingewikkeld. Je gaat ze begeleiden. Contact maken met deze delen. Herkennen dat ze onderdeel van jou zijn. De pijn doorvoelen. In alle puurheid. Het echt doorleven. Om ze vervolgens, wanneer ze daar klaar voor zijn, mee naar buiten te nemen. Mochten ze nog niet gelijk willen? Volkomen begrijpelijk als ze in zoveel pijn zijn. Zet dan alvast de deur open. Spreek ze liefdevol toe. Laat ze er zijn. Laag voor laag. Stap voor stap.
Stop ze zelf ook niet meer weg in het kamertje om vervolgens zelf nooit naar binnen te gaan. Ga ze opzoeken in dat kamertje. Wees er voor deze delen. Geef ze de liefdevolle aandacht die ze nodig hebben. Die jij nodig hebt. Die ik nodig heb.
Want tenslotte ben je het zelf.